Behulpzaam of bemoeizuchtig
Hulpvaardig is een productieve eigenschap die positieve connotaties heeft. Iemand die behulpzaam is staat klaar om iemand uit moeilijkheden te helpen of gewoon te ondersteunen.
Het initiatief ligt dan bij de aanvrager. Vragen als "zou je iets voor me willen doen," of "weet jij hoe dit moet," of "weet jij wat ik hier niet goed doe?" zijn voorbeelden op de werkvloer.
Met behulpzaamheid is niets mis.
Alle productieve functies vragen om organisaties. Bovenstaande behulpzaamheid begint bij een vraag van een medewerker. Deze stoort een collega - die tijdelijk zijn productieve taak moet onderbreken - en krijgt al dan niet een bevredigend antwoord. Dat bestaat uit kennis, informatie of een werkelijke taak die de ander uitvoert.
De andere vorm van behulpzaamheid begint niet bij de vraag, maar bij de betrokkenheid van de collega of baas. "Zal ik je helpen?," of "zo moet je dan niet doen!" Bij deze laatste vorm ligt de nadruk niet op de hulp die geboden wordt als neutrale productiviteit, maar zit er een inhoudelijk richtinggevende sturing in. Organisatie dus: het gaat er niet alleen om iets te doen (productie) maar om de manier waarop.
Bemoeizucht kan ontstaan door te weinig vertrouwen in de uitvoering en door een te kort aan afspraken over het werk. Beiden hebben met elkaar te maken: hoe duidelijker de afspraak hoe eenvoudiger het is om zich "er verder niet mee te bemoeien."
Bemoeizucht heeft ook een productieve kant en is dan het negatieve effect van hulpvaardigheid; zo zal een professional die zijn eigen productieve scope niet scherp heeft zich bemoeien met de taken van anderen; daarmee verzwakt deze de productieve uitkomst van het geheel: hijzelf is minder productief (effectief) omdat hij te divers bezig is en niet overal goed in kan zijn, en voor de organisatie geldt dat bemoeienis negatief de cultuur beïnvloedt, b.v. op eigen verantwoordelijkheid.
Bij een goed werkende organisatie weet iedereen wat hij moet doen.
Behulpzaamheid gaat zonder organisatorische controle gepaard. Bij bemoeienis wil de professional niet alleen helpen maar ook sturing en invloed uitoefenen.
--
En dan is er nog de cultuurexponent: culturen waar bemoeizucht achterwege moet blijven en waar men laissez-faire verkiest. Aan de andere kant staan de meer "bemoeizuchtige" culturen met traditioneel een grote verzorgingsstaat.
--
Laissez-faire is onder meer een concept in de economische theorie, dat staat voor zo min mogelijk (overheids-) bemoeienis met de vrije markteconomie. Maar het concept laissez-faire kan breder ondersteuning bieden.
Bijvoorbeeld bij het verklaren van pesten. Of algemener bij "bullying." bullying heeft qua analyse meerdere dimensies, zoals psychologisch (wat zet er iemand toe om iemand anders te terroriseren?), een sociale dimensie (waarom komt pesten in bijna alle gemeenschappen voor?) of een culturele invalshoek: welk systeem leidt ertoe dat pesten voorkomt. Dit laatste heeft bij de westerse culturen te maken met het moderne individualisme; de norm is dat het individu zich persoonlijk kan ontwikkelen, en daardoor ich tegen de groep kan afzetten, of de groep kan overstijgen. "Erbij horen," is typisch een groepsgevoel, net zoals "er niet bij willen horen" een puur individualistisch gevoel is.
In - een cultuur als - de VS wordt inmenging al snel als bemoeizucht gezien. Obamacare is daar een voorbeeld van wat voor veel republikeinen veel te ver gaat.
Het initiatief ligt dan bij de aanvrager. Vragen als "zou je iets voor me willen doen," of "weet jij hoe dit moet," of "weet jij wat ik hier niet goed doe?" zijn voorbeelden op de werkvloer.
Met behulpzaamheid is niets mis.
Alle productieve functies vragen om organisaties. Bovenstaande behulpzaamheid begint bij een vraag van een medewerker. Deze stoort een collega - die tijdelijk zijn productieve taak moet onderbreken - en krijgt al dan niet een bevredigend antwoord. Dat bestaat uit kennis, informatie of een werkelijke taak die de ander uitvoert.
De andere vorm van behulpzaamheid begint niet bij de vraag, maar bij de betrokkenheid van de collega of baas. "Zal ik je helpen?," of "zo moet je dan niet doen!" Bij deze laatste vorm ligt de nadruk niet op de hulp die geboden wordt als neutrale productiviteit, maar zit er een inhoudelijk richtinggevende sturing in. Organisatie dus: het gaat er niet alleen om iets te doen (productie) maar om de manier waarop.
Bemoeizucht kan ontstaan door te weinig vertrouwen in de uitvoering en door een te kort aan afspraken over het werk. Beiden hebben met elkaar te maken: hoe duidelijker de afspraak hoe eenvoudiger het is om zich "er verder niet mee te bemoeien."
Bemoeizucht heeft ook een productieve kant en is dan het negatieve effect van hulpvaardigheid; zo zal een professional die zijn eigen productieve scope niet scherp heeft zich bemoeien met de taken van anderen; daarmee verzwakt deze de productieve uitkomst van het geheel: hijzelf is minder productief (effectief) omdat hij te divers bezig is en niet overal goed in kan zijn, en voor de organisatie geldt dat bemoeienis negatief de cultuur beïnvloedt, b.v. op eigen verantwoordelijkheid.
Bij een goed werkende organisatie weet iedereen wat hij moet doen.
Behulpzaamheid gaat zonder organisatorische controle gepaard. Bij bemoeienis wil de professional niet alleen helpen maar ook sturing en invloed uitoefenen.
--
En dan is er nog de cultuurexponent: culturen waar bemoeizucht achterwege moet blijven en waar men laissez-faire verkiest. Aan de andere kant staan de meer "bemoeizuchtige" culturen met traditioneel een grote verzorgingsstaat.
--
Laissez-faire is onder meer een concept in de economische theorie, dat staat voor zo min mogelijk (overheids-) bemoeienis met de vrije markteconomie. Maar het concept laissez-faire kan breder ondersteuning bieden.
Bijvoorbeeld bij het verklaren van pesten. Of algemener bij "bullying." bullying heeft qua analyse meerdere dimensies, zoals psychologisch (wat zet er iemand toe om iemand anders te terroriseren?), een sociale dimensie (waarom komt pesten in bijna alle gemeenschappen voor?) of een culturele invalshoek: welk systeem leidt ertoe dat pesten voorkomt. Dit laatste heeft bij de westerse culturen te maken met het moderne individualisme; de norm is dat het individu zich persoonlijk kan ontwikkelen, en daardoor ich tegen de groep kan afzetten, of de groep kan overstijgen. "Erbij horen," is typisch een groepsgevoel, net zoals "er niet bij willen horen" een puur individualistisch gevoel is.
In - een cultuur als - de VS wordt inmenging al snel als bemoeizucht gezien. Obamacare is daar een voorbeeld van wat voor veel republikeinen veel te ver gaat.
Reacties