Identiteitscrisis
Waar zijn de heren Nobelprijswinnaars tegenwoordig mee bezig? Die vraag stelde de journalisten van De Tijd nadat ze de Nobelprijswinnaars over de huidige crisis aan het woord hadden gelaten. George Akerlof is al sinds de jaarwisseling bezig met een kruising tussen economie en (sociale) psychologie en cultuur.
De smaak van mensen moet in de modellen worden opgenomen, evenals hun normen en opinies. Het zijn die factoren die zo optimaal mogelijk moeten zijn, volgens het principe dat mensen blij zijn als ze vinden dat ze zijn zoals ze horen te zijn.’ Draaimolen ... Akerlof verklaart aan de hand van de draaimolenmetafoor: ‘Kinderen van vier kiezen het houten paard en genieten spontaan en zonder remmingen van hun ritje. Als een kind van twaalf een rit maakt, kiest het meestal voor een kikker of een ander absurd beest en hangt het de paljas uit. Hij is duidelijk op zijn ongemak. Hij verbergt geforceerd zijn gêne dat hij eigenlijk te oud is voor een draaimolen. Lang houdt hij het er niet op uit, meestal één ritje. Hij zou zich even gelukkig voelen als het kind van vier, indien er geen getuigen zouden zijn.’
Na de crisis van 2000 en de huidige crisis waarvan niemand weet wanneer deze precies is begonnen en of deze nu al wel of niet afgelopen is, lijkt Identity Economics een perfect aandachtsgebied: Niet alleen de economen die moeite hebben om de crisis te voorspellen of te verklaren, maar ook menig burger bevindt zich in een identiteitscrisis.
Na wat surfen over het onderwerp kwam ik onder andere onderstaande bijdrage tegen van iemand die een boek wil schrijven over de problematiek van de groep en het individu: de werktitel is: het Lidmaatschap. Daarin vond ik de Abilene paradox: vier kennissen gaan dan op stap (85 kilometer van huis) terwijl achteraf blijkt dat niemand echt zin had. In de uitleg van de metafoor komt Huis of Thuis als kernbegrip niet voor, maar dat is wel essentieel. Identiteit is waar je je thuis voelt en als groep ben je nooit thuis, maar juist altijd ergens waar niemand echt thuis is.
Akerlof gebruik het begrip identity om sociale klassen en sociale status in de economie te introduceren. Net als de oudere jongen op de draaimolen zich onwennig gedraagt - niet conform zijn sociale status - handelt een ieder zich conform de groep waartoe hij behoort. Dat zijn in de praktijk meerdere groepen en het begrip identiteit is economisch gezien veelzijdig.
Het gaat hier om preferenties en om de vraagzijde in de economie. Naast het voorbeeld van de draaimolen komt de toepassing binnen de werksfeer, waar de motivatie volgens Akerlof niet materieel bepaald wordt maar vooral afhangt van de identificering van de werknemer met de missie van het bedrijf. Het grote nadeel van identiteit als onderzoeksgebied is dat het vaag is. Ik ben zelf al mijn halve leven op zoek naar "mijn" identiteit. Probeer identiteit maar eens concreet te maken in deze wereld van Facebook, waar het aanbod van ideeën en producten oneindig divers lijkt, maar als het erop aankomt toch eenvoudig gelijkvormig oogt. desondanks is de relatie tussen het individu en de groep niet zo complex als de Abilene paradox doet voorkomen: de meeste groepen bestaan omdat ze een economisch of sociaal doel hebben.
Het feit dat materiële motivatie op de werkvloer nu minder essentieel is, ligt vooral aan de tijdgeest waarin economische groei bijna niet voorkomt. Er zijn weinig bedrijven zoals Apple of Facebook en Google die nog groeien, maar bij veel bedrijven is de groei stationair. De werknemer moet dan andere middelen zoeken om te blijven werken. Bij groei was het allemaal eenvoudig: men sprong van het ene bedrijf naar het andere, via het Amerikaanse Jobhoppen. Maar geld geeft geen identiteit, dat weet een ieder die ooit trots was dat hij bij een groot en bekend bedrijf werkte, en het vervolgens zelf moest gaan doen, zonder die naam en het merk van zijn baas.
Zo pratende heeft Akerlof ook geen antwoord op de crisis, maar is zijn identity economics vooral een product van een veranderende tijdgeest.
De smaak van mensen moet in de modellen worden opgenomen, evenals hun normen en opinies. Het zijn die factoren die zo optimaal mogelijk moeten zijn, volgens het principe dat mensen blij zijn als ze vinden dat ze zijn zoals ze horen te zijn.’ Draaimolen ... Akerlof verklaart aan de hand van de draaimolenmetafoor: ‘Kinderen van vier kiezen het houten paard en genieten spontaan en zonder remmingen van hun ritje. Als een kind van twaalf een rit maakt, kiest het meestal voor een kikker of een ander absurd beest en hangt het de paljas uit. Hij is duidelijk op zijn ongemak. Hij verbergt geforceerd zijn gêne dat hij eigenlijk te oud is voor een draaimolen. Lang houdt hij het er niet op uit, meestal één ritje. Hij zou zich even gelukkig voelen als het kind van vier, indien er geen getuigen zouden zijn.’
Na de crisis van 2000 en de huidige crisis waarvan niemand weet wanneer deze precies is begonnen en of deze nu al wel of niet afgelopen is, lijkt Identity Economics een perfect aandachtsgebied: Niet alleen de economen die moeite hebben om de crisis te voorspellen of te verklaren, maar ook menig burger bevindt zich in een identiteitscrisis.
Na wat surfen over het onderwerp kwam ik onder andere onderstaande bijdrage tegen van iemand die een boek wil schrijven over de problematiek van de groep en het individu: de werktitel is: het Lidmaatschap. Daarin vond ik de Abilene paradox: vier kennissen gaan dan op stap (85 kilometer van huis) terwijl achteraf blijkt dat niemand echt zin had. In de uitleg van de metafoor komt Huis of Thuis als kernbegrip niet voor, maar dat is wel essentieel. Identiteit is waar je je thuis voelt en als groep ben je nooit thuis, maar juist altijd ergens waar niemand echt thuis is.
Akerlof gebruik het begrip identity om sociale klassen en sociale status in de economie te introduceren. Net als de oudere jongen op de draaimolen zich onwennig gedraagt - niet conform zijn sociale status - handelt een ieder zich conform de groep waartoe hij behoort. Dat zijn in de praktijk meerdere groepen en het begrip identiteit is economisch gezien veelzijdig.
Het gaat hier om preferenties en om de vraagzijde in de economie. Naast het voorbeeld van de draaimolen komt de toepassing binnen de werksfeer, waar de motivatie volgens Akerlof niet materieel bepaald wordt maar vooral afhangt van de identificering van de werknemer met de missie van het bedrijf. Het grote nadeel van identiteit als onderzoeksgebied is dat het vaag is. Ik ben zelf al mijn halve leven op zoek naar "mijn" identiteit. Probeer identiteit maar eens concreet te maken in deze wereld van Facebook, waar het aanbod van ideeën en producten oneindig divers lijkt, maar als het erop aankomt toch eenvoudig gelijkvormig oogt. desondanks is de relatie tussen het individu en de groep niet zo complex als de Abilene paradox doet voorkomen: de meeste groepen bestaan omdat ze een economisch of sociaal doel hebben.
Het feit dat materiële motivatie op de werkvloer nu minder essentieel is, ligt vooral aan de tijdgeest waarin economische groei bijna niet voorkomt. Er zijn weinig bedrijven zoals Apple of Facebook en Google die nog groeien, maar bij veel bedrijven is de groei stationair. De werknemer moet dan andere middelen zoeken om te blijven werken. Bij groei was het allemaal eenvoudig: men sprong van het ene bedrijf naar het andere, via het Amerikaanse Jobhoppen. Maar geld geeft geen identiteit, dat weet een ieder die ooit trots was dat hij bij een groot en bekend bedrijf werkte, en het vervolgens zelf moest gaan doen, zonder die naam en het merk van zijn baas.
Zo pratende heeft Akerlof ook geen antwoord op de crisis, maar is zijn identity economics vooral een product van een veranderende tijdgeest.
-- 1 nov 2023. Over de foto, "wie ben je en hoe beïnvloed dat je consumptie?" laat zien hoe geld of economie verweven is met identiteit. En dan is het ook eenvoudig om te zien hoe een identiteitscrisis tot stand komt. Wanneer dat geld er niet voldoende is gekomen?
Reacties